De snor kijkt me schijnbaar onbewogen aan, slaat dan het mapje open en haalt een pen uit de binnenzak van zijn jasje. Hij draagt een heel lelijk groen jasje, dat gigantisch vloekt met zijn blauwe das. Hij schroeft de dop van zijn pen en vraagt: ‘Wie wou je dan bellen? Je moeder?’ Ik knijp mijn ogen halfdicht en kijk hem recht in de ogen. Zie ik daar iets spottends? Is hij me aan het uitlachen, de smeerlap? Ik voel mijn wangen gloeien.
‘En wat is daar mis mee?
‘Niets. Ik…’
‘Wil je misschien zeggen dat ik een moederskindje ben of zo?’
‘Ik zeg helemaal niets. Ik wil alleen…’
'Ik bén helemaal geen moederskindje! Ik heb alleen een hele goeie band met mijn moeder, mág dat?’
‘Hé, rustig, jongen! Er is helemaal niks aan de hand! Blijf gewoon rustig zitten en… Ga zitten, zeg ik je… Nathan, ga zitten!’
‘Ik ga zitten als ík dat wil! Als je misschien denkt…’
Nathan Deweerdt (16) wacht in een verhoorkamer van het politiebureau op zijn ondervragers. Hij wordt ervan verdacht zijn ex-vriendin Elke mishandeld te hebben. In gedachten gaat hij na wat er gebeurd is. Zelf vindt hij dat hij niets slechts heeft gedaan. Maar de politie denkt daar anders over.
Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van Nathan. Je kruipt als het ware in zijn hoofd. Je gaat mee in de gedachtestroom van Nathan als hij naar zijn eigen kop kijkt in de reflecterende ruit in de verhoorkamer. Als lezer krijg je steeds een beetje meer informatie over wat er nu daadwerkelijk gebeurd is die middag. Doordat je op deze manier informatie krijgt, wil je gewoon verder lezen. Je wilt de puzzel compleet krijgen.
Dat Nathan straattaal of schuttingtaal gebruikt terwijl hij terugdenkt aan de gebeurtenissen, maakt zijn personage erg realistisch. Je herkent de taal die jij en je vrienden ook gebruiken.
Slecht laat je nadenken over de vraag wanneer je nu eigenlijk slecht bent. Valt het mee wat Nathan heeft gedaan? Heeft Elke het verdiend? Je zult je eigen mening moeten vormen...
‘En wat is daar mis mee?
‘Niets. Ik…’
‘Wil je misschien zeggen dat ik een moederskindje ben of zo?’
‘Ik zeg helemaal niets. Ik wil alleen…’
'Ik bén helemaal geen moederskindje! Ik heb alleen een hele goeie band met mijn moeder, mág dat?’
‘Hé, rustig, jongen! Er is helemaal niks aan de hand! Blijf gewoon rustig zitten en… Ga zitten, zeg ik je… Nathan, ga zitten!’
‘Ik ga zitten als ík dat wil! Als je misschien denkt…’
Nathan Deweerdt (16) wacht in een verhoorkamer van het politiebureau op zijn ondervragers. Hij wordt ervan verdacht zijn ex-vriendin Elke mishandeld te hebben. In gedachten gaat hij na wat er gebeurd is. Zelf vindt hij dat hij niets slechts heeft gedaan. Maar de politie denkt daar anders over.
Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van Nathan. Je kruipt als het ware in zijn hoofd. Je gaat mee in de gedachtestroom van Nathan als hij naar zijn eigen kop kijkt in de reflecterende ruit in de verhoorkamer. Als lezer krijg je steeds een beetje meer informatie over wat er nu daadwerkelijk gebeurd is die middag. Doordat je op deze manier informatie krijgt, wil je gewoon verder lezen. Je wilt de puzzel compleet krijgen.
Dat Nathan straattaal of schuttingtaal gebruikt terwijl hij terugdenkt aan de gebeurtenissen, maakt zijn personage erg realistisch. Je herkent de taal die jij en je vrienden ook gebruiken.
Slecht laat je nadenken over de vraag wanneer je nu eigenlijk slecht bent. Valt het mee wat Nathan heeft gedaan? Heeft Elke het verdiend? Je zult je eigen mening moeten vormen...