Een boek waarbij het moeilijk is om het droog te houden, zeker de laatste honderd pagina’s.
Het is geen echt dun boek, maar je hebt het zo uit, door de manier waarop het geschreven is. Het taalgebruik van John Green leest heel fijn, hij weet de dingen op een bijzondere manier te verwoorden, zo origineel. Hier verdient niet alleen de auteur maar ook Nan Lenders (de vertaalster) een compliment voor. Want zij heeft die originaliteit vast weten te houden en dus ook in het Nederlands leest het zo gemakkelijk.
‘Ik ben net, net… Ik ben een granaat, mam. Ik ben een granaat en er komt een moment dat ik ontplof en ik wil het aantal slachtoffers graag tot een minimum beperken.’
Hazel heeft kanker en leeft in haar reservetijd, dankzij een nieuw experimenteel medicijn. Ze voelt zich goed genoeg om te gaan studeren en vooral niet als zieke behandeld te worden. Augustus, Gus, heeft kanker overleefd - dat heeft 'm wel zijn been gekost. Vanaf het moment dat Hazel en Gus elkaar ontmoeten, lijken ze niet aan elkaar te kunnen ontsnappen. Ze zijn zich beide goed bewust van de wederzijdse aantrekkingskracht, die bijna voelbaar tussen hen in hangt. Maar Hazel wil niet iemands tijdbom zijn!
Zowel Hazel als Gus, eigenlijk alle personages in het boek, worden levensecht weergegeven. De vragen en gevoelens waar zij mee worstelen zijn echt en daardoor herkenbaar. Een hartverscheurend liefdesverhaal, waar in de zin van leven en dood prachtig samensmelten. Uitdagend en tegelijkertijd enigszins teleurstellend, omdat het niet goed afloopt, wat het boek juist realistisch maakt.
John Green heeft een boek geschreven dat eerlijk is over het leven (en de dood) van zieke kinderen, zonder deprimerend te worden. Hij weet met de juiste dosis humor en verdriet het grote verdriet draagbaar en zelfs krachtig weer te geven. De manier waarop de zieken grappen maken over hun ellende is precies goed gevonden.
Een boek waarbij je een brok in je keel krijgt, maar wat je gelezen moet hebben! Ik ben benieuwd of jij het droog weet te houden.
Het is geen echt dun boek, maar je hebt het zo uit, door de manier waarop het geschreven is. Het taalgebruik van John Green leest heel fijn, hij weet de dingen op een bijzondere manier te verwoorden, zo origineel. Hier verdient niet alleen de auteur maar ook Nan Lenders (de vertaalster) een compliment voor. Want zij heeft die originaliteit vast weten te houden en dus ook in het Nederlands leest het zo gemakkelijk.
‘Ik ben net, net… Ik ben een granaat, mam. Ik ben een granaat en er komt een moment dat ik ontplof en ik wil het aantal slachtoffers graag tot een minimum beperken.’
Hazel heeft kanker en leeft in haar reservetijd, dankzij een nieuw experimenteel medicijn. Ze voelt zich goed genoeg om te gaan studeren en vooral niet als zieke behandeld te worden. Augustus, Gus, heeft kanker overleefd - dat heeft 'm wel zijn been gekost. Vanaf het moment dat Hazel en Gus elkaar ontmoeten, lijken ze niet aan elkaar te kunnen ontsnappen. Ze zijn zich beide goed bewust van de wederzijdse aantrekkingskracht, die bijna voelbaar tussen hen in hangt. Maar Hazel wil niet iemands tijdbom zijn!
Zowel Hazel als Gus, eigenlijk alle personages in het boek, worden levensecht weergegeven. De vragen en gevoelens waar zij mee worstelen zijn echt en daardoor herkenbaar. Een hartverscheurend liefdesverhaal, waar in de zin van leven en dood prachtig samensmelten. Uitdagend en tegelijkertijd enigszins teleurstellend, omdat het niet goed afloopt, wat het boek juist realistisch maakt.
John Green heeft een boek geschreven dat eerlijk is over het leven (en de dood) van zieke kinderen, zonder deprimerend te worden. Hij weet met de juiste dosis humor en verdriet het grote verdriet draagbaar en zelfs krachtig weer te geven. De manier waarop de zieken grappen maken over hun ellende is precies goed gevonden.
Een boek waarbij je een brok in je keel krijgt, maar wat je gelezen moet hebben! Ik ben benieuwd of jij het droog weet te houden.